Hier vind je informatie over veelal bekende zang vogels

Vink

Door de opvallende kleuren is het mannetje van de vink makkelijk te herkennen. Met name de blauwgrijze kop met de roodbruine wangen maakt de vogel onmiskenbaar. In de winter is de kop minder duidelijk getekend doordat de grijze veren dan een bruin randje hebben. In de loop van de winter en in het voorjaar slijten de bruine randjes van de veren zodat het onderliggende blauwgrijs weer goed zichtbaar wordt. Het vrouwtje is minder opvallend gekleurd dan het mannetje, maar de twee witte vleugelstrepen op beide vleugels zijn ook bij het vrouwtje aanwezig.De zang van het mannetje is veelvuldig te horen en makkelijk te herkennen. De zang is gedeeltelijk aangeboren, maar jonge mannetjes nemen ook de zang van andere mannetjes over. Hierdoor verschilt de zang per gebied en is aan de zang de herkomst van de vogel te bepalen. In het voorjaar kan het mannetje zijn zang dagelijks wel enkele duizenden keren herhalen.De vink heeft een grote, krachtige snavel die typerend is voor zaadeters. Vinken eten in de zomer echter veel insecten en ook de jongen krijgen eerst alleen insecten te eten. In de winter trekken de Nederlandse vinken naar het zuiden, terwijl vogels uit het noorden in Nederland overwinteren. De vogel is 's winters vaak in kleine groepen te zien en eet dan bijna alleen maar zaden.

Lees meer »

Appelvink

De appelvink is behalve door het opvallende verenkleed goed te herkennen aan de enorm grote snavel. Ook vallen het forse postuur en de erg kleine staart op. Opmerkelijk is ook de metaalachtige glans die soms zichtbaar is op de zwarte delen van de vleugels. In de vlucht zijn de witte vleugelstreep en de witte eindband van de staart goed zichtbaar.Dankzij de opmerkelijke vorm van de snavel kan de vogel noten kraken die voor andere vogels oneetbaar zijn. Behalve noten eet de vogel ook zaden en jonge planten. De appelvink leeft voornamelijk hoog in de toppen van bomen, waar de vogel vlak bij boomstam een groot nest bouwt. Op de grond hipt de vogel rond met opvallend grote sprongen. Appelvinken blijven 's winters in hetzelfde gebied, maar bevinden zich dan minder in de boomtoppen.

Lees meer »

Putter

De putter is door de bont gekleurde kop van zowel het mannetje als het vrouwtje een onmiskenbare vogel die met geen enkele andere vogel te verwarren is. In de vlucht valt vooral de brede, gele vleugelstreep over de verder zwarte vleugel op. Ook de zang van de putter is duidelijk herkenbaar en bestaat uit een snelle opeenvolging van korte, gevarieerde tonen. De putter laat de zang vooral in de vlucht te horen.Buiten de broedtijd wordt de putter vaak in groepjes gezien in de buurt van distels. Om deze reden wordt de putter ook wel distelvink genoemd. De snavel van de putter is lang voor een vinkachtige, zodat de vogel makkelijk bij de zaden van distels en klissen kan komen, hierbij hangt de putter vaak ondersteboven.

Lees meer »

Groenling

De bouw van de groenling is nagenoeg gelijk aan die van de vink, maar door het groene verenkleed van met name met het mannetje is de groenling onmiskenbaar. In de winter bevinden zich nog bruine randjes aan de veren, zodat het groene verenkleed 's winters minder opvallend is. Gedurende de winter slijten de randjes van de veren, zodat in het voorjaar het zomerkleed weer zichtbaar wordt. De groenling is behalve aan de kleur ook goed te herkennen aan de typerende zang, die regelmatig in een zangvlucht voorgedragen wordt. Door de groengele vleugelranden en de gele staartzijden is de vogel ook in de vlucht goed te herkennen.In de winter trekt een deel van de populatie weg, maar tegelijk overwinteren vogels uit het noorden in Nederland, zodat het aantal vogels min of meer constant blijft.

Lees meer »

Kuifmees

Door de zwart-witte kop met de opvallende kuif is de kuifmees een eenvoudig te herkennen vogel die zich echter maar zelden laat zien. De kuifmees bevindt zich vaak in de boomtoppen en laat zijn aanwezigheid meestal alleen blijken door de typerende, snorrende roep.Kuifmezen zijn holenbroeders en bouwen het nest bij voorkeur in een oude boom van niet al te hard hout, zodat de vogel er een geschikte nestholte in uit kan hakken. De vogel leeft bijna alleen in naaldbos, bij voorkeur met veel grove dennen. Terwijl het voedsel in de zomer voor een groot deel bestaat uit insecten en andere kleine diertjes, worden in de winter voornamelijk zaden gegeten. In de winter zwerft de kuifmees en sluit zich dan soms aan bij groepen met andere soorten mezen. De kuifmees verlaat de groep echter zodra deze zich buiten het naaldbos begeeft.

Lees meer »

Staartmees

Door de zeer lange staart is de staartmees een onmiskenbare vogel. De staartmees is de enige Nederlandse vogel met een staart langer dan de rest van het lichaam. De kop is wit, met brede, zwarte wenkbrauwstrepen. Bij staartmezen uit het noorden en het oosten van Europa ontbreken de wenkbrauwstrepen, zodat de kop geheel wit is. Deze vogels worden gerekend tot een aparte ondersoort en zijn vooral in de winter ook in Nederland te zien.In tegenstelling tot de meeste andere mezen, bouwt de staartmees een eigen nest. Van materialen als veren, spinrag en mos bouwt de vogel laag in de struiken een langwerpig nest, waarin ongeveer tien eieren gelegd worden. Vanwege de lange staart is het vrouwtje genoodzaakt met een gekromde staart te broeden.In de winter zwerft de staartmees meestal in kleine groepjes rond. Doordat het belangrijkste voedsel van de staartmees uit insecten bestaat, kan een strenge, voedselarme winter veel slachtoffers maken.

Lees meer »

Pimpelmees

De pimpelmees is door de bonte kleuren een gemakkelijk te herkennen vogel, die enigszins lijkt op de koolmees. De pimpelmees is echter duidelijk kleiner en heeft een blauwe in plaats van een zwarte kruin. De vogel is ook goed te herkennen aan de witte wangen met de zwarte oogstreep. Doordat de pimpelmees erg klein en licht is, kan de vogel probleemloos ondersteboven aan een dunne tak hangen.De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr. Het hoofdvoedsel van de pimpelmees bestaat uit insecten, die de vogel in tegenstelling tot veel andere mezen ook op de grond vangt. In de winter eet de vogel voornamelijk zaden, maar toch kan de populatie pimpelmezen in strenge winters meer dan halveren. Om dit verlies te compenseren zijn de legsels tamelijk groot; de vogel legt per broedsel ongeveer tien eieren. Het nest wordt gebouwd in allerlei soorten holen en bestaat voor een groot gedeelte uit mos. Aan de binnenkant wordt het nest bedekt met een laag zacht materiaal.

Lees meer »

Zwartemees

De zwarte mees lijkt veel op de wat grotere koolmees, maar is toch goed te onderscheiden. De kop is groter en de vogel heeft een witte vlek op het achterhoofd. daarnaast heeft de zwarte mees, in tegenstelling tot de koolmees geen zwarte borststreep en is de onderzijde grijs in plaats van geel. De zwarte mees zet soms zijn kopveren op, zodat een kleine kuif ontstaat.De zwarte mees leeft vrijwel alleen in naaldbossen, waar de vogel zich 's zomers voedt met insecten en 's winters met zaden. Het nest wordt onder de grond gebouwd in een holletje tussen de boomwortels. De vogel blijft meestal het hele jaar in hetzelfde gebied, maar in sommige winters komen grote aantallen zwarte mezen uit het noorden van Europa naar Nederland. De vogel is in de winter vaak in kleine groepen te zien, vaak samen met andere mezen. Als zo'n gemengde groep het naaldbos verlaat, blijft de zwarte mees gewoonlijk achter.

Lees meer »

Roodborst

Dankzij de oranje borst is de roodborst met geen enkele andere Nederlandse vogel te verwarren. De vogel jaagt in het eigen territorium op insecten en duldt daarbij buiten het broedseizoen geen soortgenoten. De roodborst jaagt vaak vanaf een uitkijkpost en is daardoor vaak duidelijk waar te nemen. Jonge vogels hebben een geheel gevlekt verenkleed, zonder oranje. In het najaar van het eerste jaar krijgt de vogel zijn volwassen verenkleed. De zang van de roodborst begint met een serie hoge tonen en is het grootste gedeelte van het jaar te horen. De vogel laat daarnaast vaak snel achter elkaar een serie harde tik klanken horen.De roodborst bouwt een diep nest op de grond, bijvoorbeeld tussen graspollen of boomwortels. In de winter trekken de vogels soms over een korte afstand naar het zuiden, maar de meeste vogels overwinteren in Nederland. De Nederlandse populatie wordt 's winters aangevuld met roodborsten uit broedgebieden verder naar het noorden en het oosten.

Lees meer »

Roodborsttapuit

De roodborsttapuit lijkt sterk op het paapje maar beide soorten komen zelden voor in hetzelfde gebied. In tegenstelling tot het paapje, dat de voorkeur geeft aan extensief gebruikte landbouwgebieden, komt de roodborsttapuit met name voor in hoogvenen en heidegebieden. De roodborsttapuit is van het paapje te onderscheiden door het ontbreken van een wenkbrauwstreep en de zwarte keel. Het vrouwtje is minder contrastrijk getekend dan het mannetje. De zangpost van het mannetje bevindt zich in de top van een alleenstaande struik, maar de vogel kent ook een zangvlucht.De vogel blijft lang genoeg in Nederland om twee legsels groot te brengen, dit komt omdat de roodborsttapuit slecht over een korte afstand trekt. De meeste vogels trekken naar Zuid-Europa, maar er zijn ook roodborsttapuiten die in Nederland overwinteren.

Lees meer »

Boerenzwaluw

De boerenzwaluw en de huiszwaluw zijn de meest voorkomende zwaluwen in Nederland en België. De boerenzwaluw onderscheidt zich van de huiszwaluw door de bruinrode keel en voorhoofd en in de vlucht door de veel dieper gevorkte staart. Het mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden door de langere buitenste staartpennen. De boerenzwaluw is een behendige vlieger die zich in de vlucht maar met moeite laat volgen. Insecten vormen het voornaamste voedsel en worden in de vlucht gevangen. De gevangen insecten blijven hangen in de snavelborstels, borstelige haren bij de snavelwortel. Afhankelijk van het weer jaagt de boerenzwaluw hoog in de lucht of laag bij de grond. Het nest van de boerenzwaluw is gemaakt van modder en plantenresten en wordt vrijwel altijd tegen een gebouw gemetseld. De boerenzwaluw overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. De vogel vormt dan grote zwermen, meestal samen met andere zwaluwen.

Lees meer »

Huiszwaluw

De huiszwaluw en de boerenzwaluw zijn de meest voorkomende zwaluwen in Nederland. In vergelijking tot de boerenzwaluw is de buik van de huiszwaluw wit in plaats van roomkleurig, terwijl de keel wit in plaats van rood is. De huiszwaluw is in de vlucht van de boerenzwaluw te onderscheiden door de veel minder diep gevorkte staart. De huiszwaluw vliegt met grote snelheid en scherpe bochten. In de vlucht vangt de vogel insecten die door speciale borsteltjes bij de snavelwortel vastgehouden worden. Meestal jaagt de huiszwaluw hoog in de lucht, maar bij vochtig weer vliegt de vogel veel lager.Het nest van de huiszwaluw is bolvormig, wordt gemaakt van klei en heeft een vliegopening aan de bovenkant. De vogel bouwt het nest bij voorkeur onder overhangende delen van daken en broedt meestal in kleine kolonies. In oktober trekt de vogel naar tropisch Afrika om het volgende jaar in april weer terug te keren.

Lees meer »

Oeverzwaluw

De oeverzwaluw is de kleinste Europese zwaluw en is vooral in de vlucht goed te onderscheiden van andere zwaluwen door de slechts licht gevorkte staart en de minder opvallende vlucht. Het voedsel bestaat vrijwel alleen uit insecten die door de vogel in de vlucht gevangen worden. De oeverzwaluw jaagt vaak boven water en soms in grote groepen.De vogel broedt in zelfgegraven holen langs steile oevers die te bereiken zijn door een gang van bijna een meter lengte. De vogel broedt in kolonies, waarbij de nesten vaak in rijen naast elkaar worden gebouwd. Door het verdwijnen van deze natuurlijke oevers is de oeverzwaluw sterk in aantal achteruit gegaan. Door de aanleg van speciale wanden is de soort tegenwoordig plaatselijk weer algemeen aanwezig.

Lees meer »

Gierzwaluw

Door de gevorkte staart en de lange vleugels lijkt de gierzwaluw enigszins op een zwaluw, maar toch is de vogel niet verwant aan de echte zwaluwen. Gierzwaluwen onderscheiden zich onder meer door de snellere vlucht op langere vleugels. De vleugels zijn in de vlucht opvallend stijf en worden licht naar achteren gebogen. De gierzwaluw heeft in tegenstelling tot de in Nederland voorkomende zwaluwsoorten een donkere onderzijde. Soorten als de boerenzwaluw, huiszwaluw en oeverzwaluw hebben allen een grotendeels witte onderzijde. In het broedgebied maken groepen gierzwaluwen hun aanwezigheid vaak kenbaar door hun kenmerkende roep. Door de lange, stijve vleugels is de gierzwaluw in staat om snelheden tot zo'n 160 kilometer per uur te halen, terwijl de vogels toch wendbaar blijven. Gierzwaluwen broeden in Nederland meestal in holen in gebouwen in steden. Door de veranderende manier van bouwen zijn er in moderne gebouwen steeds minder gaten en openingen waar de gierzwaluw een nest kan bouwen. Er worden tegenwoordig soms speciale stenen of dakpannen gebruikt die de gierzwaluw een mogelijkheid bieden om ook in moderne gebouwen te gaan broeden. De wetenschappelijke naam van de gierzwaluw is Apus apus, wat 'zonder poten' betekent. De poten van de gierzwaluw zijn inderdaad vrij klein en niet bijzonder krachtig, maar toch kan de vogel deze prima gebruiken om bijvoorbeeld verticaal een nest in te kruipen. De gierzwaluw blijft het grootste deel van zijn leven in de lucht en komt zelfs niet aan de grond om te rusten. Het voedsel bestaat uit insecten die al vliegend gevangen worden, drinken doet de vogel voornamelijk door met geopende snavel vlak over een wateroppervlak te scheren. Bij slecht weer kunnen gierzwaluwen wegtrekken naar gebieden waar meer insecten te vinden zijn. Eventuele jongen kunnen hierbij in de steek gelaten worden en deze zijn dan ook in staat om enkele dagen zonder voedsel te overleven. Vanwege de afhankelijkheid van insecten is de gierzwaluw een trekvogel die alleen in de zomer in Nederland is om te broeden. De eerste vogels komen het land pas binnen rond eind april, en begin augustus zijn de meeste al weer verdwenen richting Afrika, waar ten zuiden van de evenaar overwinterd wordt.

Lees meer »

Bonte vliegenvanger

Net als de grauwe vliegenvanger zit ook de bonte vliegenvanger vaak in een rechtopzittende houding op een open uitkijkpost van waaruit op insecten gejaagd wordt. De vogel vliegt op om langsvliegende insecten te vangen en keert vervolgens weer terug op het vertrekpunt.De bonte vliegenvanger komt in Nederland voor als broedvogel. In het najaar trekken echter veel vogels vanuit het noorden van Europa door Nederland naar het westen van tropisch Afrika, om in het voorjaar dezelfde route weer in tegenovergestelde richting af te leggen. Deze doortrekkende vogels zijn te onderscheiden van de vogels die 's zomers in Nederland blijven door de bijna zwarte rug, terwijl de in Nederland broedende vogels meer een donkerbruin verenkleed hebben. De bonte vliegenvanger broedt in holen, maar bij gebrek aan geschikte plekken worden ook nestkasten gebruikt.

Lees meer »

Boomklever

Het opvallende, gedrongen lichaam en de kleur van het verenkleed zijn de belangrijkste kenmerken van de boomklever. In Nederland is de vogel met geen enkele andere soort te verwarren.Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten die de vogel zoekt door met de snavel in de boombast te hakken. Hierbij klimt de vogel als enige Nederlandse vogel ook met de kop naar beneden omlaag. Behalve insecten worden vooral in de winter ook noten en zaden gegeten. De vogel breekt noten soms open door ze in een spleet te klemmen en er met de snavel op te hakken. In het najaar legt de boomklever een ruime wintervoorraad van zaden en noten aan.Het nest van de boomklever wordt bijna altijd in een boomholte gebouwd. Hierbij maakt de vogel de grootte van de ingang precies op maat, te kleine openingen worden groter gehakt, terwijl te grote openingen gedeeltelijk dichtgemetseld worden met een mengsel van modder en speeksel.

Lees meer »

Boomkruiper

Door de gevlekte, bruine rug is de boomkruiper uitstekend gecamoufleerd op de meeste boomstammen. De vogel wordt in het broedseizoen dan ook niet veel gezien. Buiten de broedtijd laat de vogel zich meer zien en is dan onder meer door de lichtere buik en de gekromde snavel goed te herkennen.Het voedsel van de boomkruiper bestaat uit insecten die met de gekromde snavel uit de spleten in boomschors gehaald worden. Tijdens het zoeken naar voedsel kruipt de boomkruiper in een spiraal van onder naar boven langs boomstammen. De staart bestaat uit stijve pennen en wordt door de vogel als ondersteuning tijdens het klimmen gebruikt. De vogel blijft het gehele jaar in hetzelfde gebied en nestelt in boomspleten of achter boomschors.

Lees meer »

Huismus

De huismus is één van de meest voorkomende vogels van Nederland. Het geluid is een typisch tsjilpen, waardoor de aanwezigheid van een groep huismussen snel duidelijk wordt. Het mannetje is duidelijk van het vrouwtje te onderscheiden door het donkerbruine verenkleed en de grijze kruin. De grijze kruin onderscheidt het mannetje ook van de ringmus, die bovendien een zwarte vlek op de wangen en een witte halsband heeft.Huismussen hebben zich aan de mens aangepast en broeden vrijwel overal waar mensen wonen. De vogels broeden in kleine groepen en bouwen onder andere nesten in gaten van muren, onder dakpannen en in nestkasten. Doordat moderne huizen vaak geen nestgelegenheid meer bieden, is de populatie huismussen in Nederland de laatste decennia meer dan gehalveerd. Dit is de belangrijkste reden dat de vogel in 2004 op de rode lijst is geplaatst.

Lees meer »

Heggemus

De heggenmus is een onopvallende vogel met als belangrijkste kenmerken de grijze kop en borst. De heggenmus is in Nederland een algemene broedvogel, maar is erg schuw en laat zich maar zelden zien. Het voedsel bestaat 's zomers voornamelijk uit insecten, terwijl in de winter vooral zaden en bessen gegeten worden. De vogel zingt vanaf een hoge zangpost zoals een boomtop. De zang bestaat uit een reeks heldere tonen en is al vroeg in het voorjaar te horen.Bij de heggenmus heeft het vrouwtje gewoonlijk twee mannetjes, die ook beiden helpen bij het verzorgen van de jongen. Het aantal vrouwtjes per mannetje kan variëren. Het nest wordt van mos gebouwd en bevindt zich meestal in dicht struikgewas.

Lees meer »

Ringmus

De ringmus wordt vaak verward met het mannetje van de ook zeer algemene huismus. In tegenstelling tot de huismus heeft de ringmus echter een roodbruine in plaats van grijze kruin. Ook heeft de ringmus een witte halsring en zwarte vlekken op de verder witte wangen. Verder is de ringmus ook goed aan het geluid te herkennen. In tegenstelling tot de huismus hebben het mannetje en het vrouwtje van de ringmus hetzelfde verenkleed.De ringmus is nog steeds een veel voorkomende broedvogel in Nederland, maar toch is het aantal broedparen de laatste decennia sterk afgenomen. In de zomer leeft de ringmus voornamelijk in boomrijk cultuurlandschap, maar in het najaar verzamelen de vogels zich in groepjes en worden ze vaker gezien in dorpen en steden. Hoewel de meeste vogels het gehele jaar in hetzelfde gebied blijven, trekken ringmussen uit Noord-Europa over een kleine afstand naar het zuiden.

Lees meer »

Grasmus

De grasmus is een onopvallende vogel die zich meestal ophoudt in dicht struikgewas. De grasmus verraad zijn aanwezigheid vaak door zijn typische snelle zang. De vogel is voortdurend in beweging en laat zich meestal maar kort zien. De vogel is behalve aan de zang het makkelijkst te herkennen aan de witte keel en lichte buik. Ook de bruine rug met de donkere tekening is een kenmerk van de grasmus. Het mannetje zingt vaak vanuit de top van een struik, maar vliegt soms ook op voor een korte zangvlucht.Grasmussen overwinteren ten zuiden van de Sahara en moeten daarbij de voedselarme woestijn oversteken. Door het uitbreiden van de woestijn wordt de oversteek steeds moeilijker. Mede hierdoor is het aantal grasmussen in Nederland tegenwoordig kleiner dan vroeger.

Lees meer »

Merel

Bij de merel is het vooral het mannetje dat opvalt door het zwarte verenkleed en de oranje-gele snavel. Bij nadere bestudering valt ook de oranje-gele cirkel rondom het oog op. Het vrouwtje is weliswaar net zo gebouwd als het mannetje, maar heeft een minder opvallend, bruin verenkleed. Jonge vogels lijken op een volwassen vrouwtje, maar hebben nog lichtgekleurde veertoppen. De merel wordt ondanks het zwarte of bruine verenkleed één door veel mensen herkend. Dit is waarschijnlijk te verklaren doordat de vogel erg talrijk is en met de zang veelvuldig de aandacht trekt.Het voedsel van de merel bestaat onder andere uit insecten, vruchten, wormen en slakken. Door de grote diversiteit in het voedsel dat gegeten wordt, maar ook doordat de vogel drie of vier nesten per jaar grootbrengt is de merel tegenwoordig de meest voorkomende vogel van Nederland. De merel heeft zich uitstekend aangepast aan de mens; enkele eeuwen geleden was de merel nog een schuwe vogel die alleen in het bos voorkwam.

Lees meer »

Spreeuw

In het najaar is het verenkleed bedekt met talrijke witte stippen. In de loop van de winter slijten de veren echter, waardoor het verenkleed in de zomer geheel zwart is en een groene of paarse glans heeft. De spreeuw kan verward worden met de merel, maar naast het verschil in verenkleed is de spreeuw ook te onderscheiden door de kortere staart en de spitse, driehoekige vleugels. Ook is de vlucht veel sneller en met glijpauzes. De spreeuw zingt met gespreide vleugels een serie hoge, langgerekte tonen, afgewisseld met korte klikkende of knarsende geluiden. De spreeuw is een luidruchtige vogel en broedt meestal alleen, maar soms ook in kolonies in boomholten of gaten in de grond. De vogel vormt buiten de broedtijd vaak grote tot zeer grote zwermen en kan dan veel schade veroorzaken, met name aan boomgaarden met fruitbomen.

Lees meer »